De Losserse Ooievaars.

 


2012

Het is inmiddels 18 jaar geleden dat er zich een Ooievaarspaar vestigde in Losser. Het was toen 63 jaar geleden dat er Ooievaars in Twente gebroed hadden. Ooievaar Dirk (1301) is al die jaren de constante factor geweest op het nest aan de Schoklandweg. De laatste jaren is de populatie van Ooievaars in de directe omgeving van ons werkgebied flink toegenomen. In het buurtschap Volthe hebben in 2012 vier paar Ooievaars gebroed en aan de Schiphorstdijk bij Denekamp één paar.
Dat er in de omgeving van Losser nooit een tweede of derde paar bij gekomen is, heeft deels te maken met het dominante karakter van Dirk. Daar waar we in Volthe zien dat de nieuwe Ooievaarsparen aangetrokken worden door de broedparen die er reeds zitten en dat er alleen gevochten wordt om de nestplaatsen, daar zien we in Losser dat Dirk een no-fly zone van tenminste 3 km rondom zijn nest heeft ingesteld en dat iedere vreemde Ooievaar niet alleen van het dak verjaagd wordt, maar ook ruim buiten de no-fly zone geëscorteerd wordt.
In 2012 is Dirk het gehele jaar in Losser geweest. Begin maart was Dirk enkele dagen in gezelschap van een ongeringde Ooievaar. Het is onduidelijk of dit dezelfde ongeringde Ooievaar was, waarmee hij in 2011 een broedpaar vormde en die van ons toen de naam Rosa heeft gekregen.
Het gezelschap van de ongeringde Ooievaar was slechts van korte duur, want op 9 maart verschijnt Dirk met een rechts geringde partner (8986) op het nest aan de Schoklandweg.
Vanwege haar aankomst op 9 maart, de naamdag van Francisca Romana, krijgt de nieuwe partner van Dirk de naam Siska.
Er wordt vrijwel onmiddellijk gepaard en het paar is druk bezig met het opknappen van het nest. Siska is op 19-6-2008 als nestjong geringd in Lelystad.
Begin april zijn er aanwijzingen dat het broeden begonnen is. De eerste jongen zijn in de begindagen van mei zichtbaar. Op 13 mei worden er 3 jonge Ooievaars gezien. De vogels zijn dan 10 dagen oud. Op 17 mei wordt een 4e jong waargenomen. De jongen groeien voorspoedig, maar op 29 mei wordt er een dood jong onder het nest gevonden.
De overgebleven jongen worden op 9 juni geringd. Als namen krijgen de jongen de namen van bekende α-sterren. De eerste krijgt de naam Aldebaran, de helderste ster in het sterrenbeeld Stier en het ringnummer 9955 . De tweede krijgt de naam Betelgeuze, de op één na helderste ster in het sterrenbeeld Orion en het ringnummer 9956. En de laatste Ooievaar heet Capella, een dubbelster en de helderste ster van het sterrenbeeld Voerman of Wagenman. Capella krijgt ringnummer 9957.
Op 10 juli, ’s middags om drie uur, verlaten de jonge Ooievaars voor het eerst het nest en gaan met hun ouders foerageren in de omliggende weilanden.
Als op 5 augustus een groep van 38 Ooievaars in een thermiekbel boven de Welp draait, is deze aantrekkingskracht teveel voor onze jonge Ooievaars en verlaten ze hun geboortegrond.
Maar drie dagen later zijn twee van de drie jongen toch weer terug gekeerd op het nest. Echter na een paar dagen blijkt dat deze terugkeer van korte duur was en vertrekken deze twee jonge Ooievaars definitief.
Dirk en Siska blijven nog tot eind september / begin oktober bij elkaar, maar dan is het voor Siska ook tijd om naar elders te vertrekken. Voor Dirk hoeft dat gevlieg niet meer zo nodig. Hij heeft z’n natje en z’n droogje aan de Schoklandweg en neemt dit jaar ook niet de moeite om een paar weken te gaan buurten in Gorssel, een voormalig Ooievaarsstation, waar hij ’s winters nog wel eens gesignaleerd werd.


2011

Zoals ieder jaar was ooievaar Dirk al weer op tijd op zijn nest aan de Schoklandweg. Het wachten was nu op het vrouwtje Aramis. In voorgaande jaren was ze uiterlijk op Valentijnsdag terug in Losser. Echter dit jaar was het anders. Aramis keerde niet meer terug. Over haar lot blijven we in het ongewisse.

In afwachting van Aramis papte Dirk inmiddels aan met een geleewiekte Ooievaar in het Stadtpark in Gronau.

Totdat eind maart de ongeringde Rosa verscheen. Haar naam dankt ze aan de rossige gloed die haar witte borstveren hadden toen ze aan de Schoklandweg arriveerde. Op 5 april werd het nieuwe paar voor het eerst samen op het nest waargenomen.

Er werd samen aan het nest gebouwd en er werd gepaard. Half april werd er begonnen met broeden. Echter het broedsel werd geen succes. Na vijf weken broeden hadden we nog de hoop dat we ons in de startdatum vergist hadden. Maar uiteindelijk bleek dat dit broedsel niet succesvol was.
Naar de oorzaak kunnen we slechts gissen. Wordt Dirk te oud? Is Rosa te jong? Of misschien te oud?
Onder het nest werden wel eischaalresten gevonden en met behulp van een speciale camera werd op 26 juli een opname van het nest gemaakt. Hier bleek nog een ei in te liggen en de resten van een tweede ei.

Echter de beide Ooievaars hadden het nest inmiddels verlaten. We gaan er van uit dat de Ooievaars tenminste drie eieren gelegd hebben, die niet bevrucht waren.
Dirk en Rosa zijn tot het begin van de ooievaarstrek, half september, bij elkaar gebleven. Rosa is als eerste vertrokken en op een dag was ook Dirk verdwenen. Zoals gewoonlijk was de afwezigheid van Dirk maar voor korte duur. Half oktober was de Ooievaar weer terug op het nest aan de Schoklandweg.

Hij heeft hier de hele winter doorgebracht. Een winter die tot het moment van de jaarwisseling niets voorstelde en soms eerder deed denken aan de herfst of het voorjaar.
In het voorjaar van 2012 hopen we dat Rosa terugkeert en dat een nieuw broedsel dan succesvoller zal zijn
 


2010

Dat ieder jaar weer anders is, werd begin 2010 wel helemaal duidelijk. We zijn inmiddels gewend dat ooievaar Dirk (1301) in de wintermaanden gewoon op het erf aan de Schoklandweg rondscharrelt en als de nood aan de ooievaar komt dan weet hij zich verzekerd van de culinaire hulp van de familie Huisman. Maar dit keer had Dirk een echte scharrel in de persoon van de ooievaar Elsa, een vrouwtje, dat deze naam kreeg naar de ring die ze droeg. Deze ring was een zogenaamde ELSA (European Laser Signed Advanced) ring, ontwikkeld door de Duitse ringcentrale Radolfzell en het Max Planck instituut.

Deze octogonale, kunststof ring is zo gemaakt, dat er geen vuil aan hecht en dat er geen scherpe kanten aan zitten waarmee de vogel zichzelf of het broedsel kan beschadigen. Elsa bleek geringd te zijn bij een vogelopvang in Osnabrück (D). Dirk en Elsa konden het prima met elkaar vinden en trokken al sinds half december 2009 met elkaar op. Aan deze scharrel kwam abrupt een einde toen op 11 februari 2010 Aramis,de vrouw des huizes, terugkeerde uit het zuiden. Elsa moest de nacht in het dorp doorbrengen en de volgende dag werd ze uit het territorium begeleid.

De schijnheilige Dirk hielp daar dapper aan mee. Het midwinteravontuur van Dirk had geen verdere invloed op de relatie met Aramis en het koppel begon begin april te broeden. Tijdens het broeden werd het paar regelmatig bezocht door andere ooievaars. Het lijkt er de laatste jaren op dat deze bezoeken steeds frequenter worden. De interesse van andere ooievaars voor deze regio is blijkbaar groot. Dit wordt nog eens bevestigd door twee andere broedgevallen in Twente van ooievaars in 2010, een in Volthe en een vlakbij Singraven.

Aan de Schoklandweg in Losser werden op 8 mei voor het eerst drie snaveltjes gezien. Door het koude en natte weer was het de waarnemers niet eerder gelukt om een bevestiging te krijgen of er al dan niet jongen in het nest zaten. Twee weken later blijken er zelfs vier jonge ooievaars te zijn, maar uiteindelijk blijven er daar drie van over die op 7 juni geringd worden. Met hulp van een verreiker van de gemeente Losser werden de jongen op een veilige manier uit het nest gehaald en op de grond gewogen en geringd. Ze kregen de namen van figuren uit de sagen en legenden van Wales, het land waar ik ten tijde van het ringen op vakantie was. De drie heten Owain (9524), Peredur (9525) en Brandwen (9526).

Een kleine maand later, op 5 juli gebeurt er iets dat sinds 1994 nog nooit gebeurd is. Tijdens vliegoefeningen op het nest schat een van de jongen de situatie verkeerd in, landt naast het nest en glijdt over het dak naar beneden de tuin in. Daar zal het jong vervolgens twee nachten bivakkeren alvorens het lukt om op eigen kracht, met een tussenlanding op de schoorsteen, weer terug te keren op het nest. Een week later verlieten alle jongen het nest en scharrelden onder toezicht van de ouders in de directe omgeving wat rond.

Op 8 augustus was de doorkomst van een groep van 12 ooievaars te aanlokkelijk voor twee van de drie jongen. Zij verlieten die dag het ouderlijk nest en gingen met de groep op weg naar het zuiden. Een week trok de tweede “bus” van 15 ooievaars over en daar pikte het laatste jong aan. Dirk en Aramis waren weer alleen op het nest aan de Schoklandweg. Maar dat duurde slechts een paar dagen, want toen vertrok ook Aramis naar het zuiden.

Eind oktober hebben leden van de vogelwerkgroep het nest grotendeels schoongemaakt en daarbij een aanhanger vol nestmateriaal van het dak gehaald. De constructie is daarbij goed gecontroleerd en het geheel is er weer klaar voor de volgende 2-3 jaar. Aan het eind van het jaar scharrelde alleen Dirk nog in de omgeving van het nest rond. Maar dat zijn we inmiddels gewend. Voor Dirk hoeft het allemaal niet zo ver weg. ’s Winters smaakt een kuikentje uit de diepvries aan de Schoklandweg ook prima en misschien vindt hij ook deze winter weer een leuke scharrel.


2009

Gedurende de winter 2008-2009 heeft Ooievaar Dirk (1301) overwinterd aan de Schoklandweg. Een korte, maar hevige winterperiode in januari maakte het, dat de familie Huisman deze eerste gast tijdelijk moest bijvoeren, aangezien de grond hard bevroren was en er voor de Ooievaar niets eetbaars te vinden was. Het vrouwtje Aramis (3335) kwam op 12 februari terug op het nest.
Het Ooievaarspaar begon de eerste weken met de gebruikelijke rituelen: nest opknappen, samen foerageren, paren. Vanaf 1 april was er het sterke vermoeden dat het broeden begonnen was en op 29 april werd waargenomen, dat er voer werd uitgebraakt in het nest. Twaalf dagen later worden er twee kleine snaveltjes gezien. Tegelijkertijd wordt er een dood jong onder het nest gevonden. Een tweede dode jong wordt een dag of tien later gevonden. Op dat moment zitten er nog drie kwieke jongen in het nest. De jongen groeien voorspoedig en hoewel het nest regelmatig bezoek krijgt van vreemde Ooievaars, leiden deze bezoeken niet tot fikse gevechten rond het nest. De ouders moeten de weide omgeving van het nest afstropen om de hongerige snaveltjes van de jongen gevuld te krijgen. In deze periode worden de Ooievaars op verschillende locaties door de hele gemeente Losser waargenomen. En als er maar ergens een boer aan het maaien is, dan zijn onze Ooievaars van de partij. In het gemaaide gras vinden ze heel makkelijk voedsel.
Op 4 juni 2009 was het een gedenkwaardige dag voor de ringgroep Conings en de vogelwerkgroep Losser, want op die dag werden voor het eerste de jonge Ooievaars door onze eigen ringers geringd. De meegebrachte ringen lagen al meer dan een jaar te wachten. In 2008 hebben onze ringers een licentie gekregen om de Ooievaars zelf te kunnen ringen, maar in dat jaar werden er in Losser helaas geen Ooievaars geringd. Dit jaar was het helemaal anders en met hulp van een hoogwerker van de gemeente Losser werden de drie jongen aan het eind van de dag uit het nest gehaald. Behalve ringen hebben de jonge Ooievaars ook namen gekregen. Dit keer was het thema: Geschiedenis en vliegen. De eerste Ooievaar kreeg de naam Daedalus en het ringnummer 9521, de volgende kreeg de naam Leonardo (da Vinci) en het nummer 9522 en de kleinste Ooievaar hebben we Amelia (Earhart) genoemd en voorzien van ringnummer 9523.
Op 17 juli 2009 hebben de jonge uivers het nest voor de eerste keer verlaten. In de weken daarna was de hele familie regelmatig in de weilanden langs de Dinkel te zien. Op 1 augustus keren twee van de drie jongen niet terug op het nest. Een paar dagen later is de hele club toch weer compleet, om vervolgens op 11 augustus definitief te vertrekken. Alleen Dirk en Aramis blijven achter.
Begin september verlaat ook Aramis de Schoklandweg. Dirk blijft alleen achter.
Maar op 15 december heeft Dirk plotseling een nieuwe vriendin, Elsa. Een Ooievaar die aan het rechterbeen een zogenaamde ELSA ring heeft, een kunststof ring met daarin een tekst gelaserd. Op de ring stonden o.a. een telefoonnummer en de naam Osnabrück. Navraag leerde ons dat deze Ooievaar een tijdje in een vogelopvang heeft gezeten (verzwakt of gewond). De twee Ooievaars kunnen heel goed met elkaar opschieten en het is dan ook de vraag wat er gaat gebeuren als Aramis weer terugkomt. Maar dat is iets voor het jaarverslag 2010.
 


2008

De aankomst van Dirk (1301) was wederom uitzonderlijk vroeg, al op 28 november 2007 was hij terug op het nest aan de Schoklandweg. In de loop van 2008 hebben we een bevestiging gekregen van ons vermoeden, Dirk is geen langeafstandstrekker, maar behoort tot de Ooievaars die in Nederland blijven. We hebben inmiddels waarnemingen van Dirk gekregen van het Ooievaarsbuitenstation bij Gorssel, waaruit blijkt waar onze uiver uithangt als we hem niet aan de Schoklandweg zien. Het is gedurende de winterperiode 2007/2008 wel nodig geweest om Dirk en Aramis (3335), die op 16 januari terugkeerde, af en toe een paar eendagskuikens toe te stoppen omdat de grond hard bevroren was. Op 28 maart werd begonnen met broeden en dat verliep wederom voorspoedig.
Op Koninginnedag werd waargenomen dat er voer in het nest werd uitgebraakt. Er waren op dat moment dus jonge Ooievaars in het nest. Enkele dagen later, op 2 mei, stak het eerste snaveltje boven de nestrand uit. Op 11 mei werden zelfs vier jongen waargenomen. Hoe voorspoedig het eerste deel van dit broedsel ook verliep, uiteindelijk voltrok zich toch weer een klein drama op het nest aan de Dinkel. Op 23 mei is waargenomen hoe het nest belaagd werd door vijf vreemde Ooievaars. Het kwam hierbij tot regelrechte schermutselingen tussen de bewoners en de indringers. Uiteindelijk werden de vreemdelingen verdreven. Onduidelijk zal blijven in hoeverre dit direct of indirect invloed heeft gehad op de gebeurtenissen van de daarop volgende 48 uur. In enkel dagen tijd werden er drie dode jongen gevonden en op 25 mei was er nog een “levend” jong zichtbaar. Ogenschijnlijk in een twijfelachtige conditie.
Deze omstandigheid heeft er uiteindelijk toe geleid dat besloten werd om dit jong niet te ringen, we gingen er van uit dat ook dit jong het uiteindelijk niet zou redden. Een vervelende beslissing, zeker voor onze eigen ringers van de ringgroep Conings, want zij hadden in 2008 de officiële licentie gekregen om alle Ooievaars binnen hun eigen werkgebied zelf te ringen. Uiteindelijk is het overgebleven jong nog goed bijgetrokken en heeft het op eigen kracht en ongeringd en naamloos het nest aan de Schoklandweg op 14 juli voor het eerst verlaten. Samen met de ouders scharrelde het tot begin september door de dreven van de Dinkel om daarna stilletjes uit ons gezichtsveld te verdwijnen. Opvallend in 2008 was dat zowel de ouders als het jong op dezelfde dag vertokken. Normaal gaan de jonge vogels eerst en blijven de ouders nog 2-3 weken hangen.
Na het drama van deze zomer was direct besloten om het nest aan het eind van het seizoen helemaal leeg te maken en te voorzien van nieuw en schoon nestmateriaal, dit mede om een eventuele schimmelinfectie als doodsoorzaak van de drie jongen uit te sluiten. Als datum werd 11 oktober geprikt, dan zou het nest zeker verlaten zijn en kon de schoonmaakploeg rustig aan het werk. Maar daar had men toch weer buiten Dirk gerekend, want deze vogels stond op 1 oktober al weer op z’n eigen stek aan de Dinkel. Dus onder toeziend oog van de bewoner werd op 11 oktober door een ploeg van de vogelwerkgroep begonnen aan de schoonmaak van het nest. Tegelijkertijd was een tweede werkploeg bezig aan de Nitertweg, op het in ontwikkeling zijnde landgoed van de familie Liebrand. Op hun terrein werd een nestpaal voor Ooievaars geplaatst alsmede diverse nestkasten voor verschillende soorten vogels. Aan het einde van het jaar viel er op Tweede Kerstdag een vorstperiode in met matige tot strenge vorst en sneeuw. Deze periode hield aan tot 12 januari 2009 en had tot gevolg dat de familie Huisman de Ooievaar Dirk een handje moest helpen middels het bijvoeren met eendagskuikens
 


2007

Eind 2006 was Dirk (1301) al weer op tijd terug op het nest aan de Schoklandweg. Al op 9 december werd de Ooievaar weer waargenomen. De winter van 2006/2007 was erg mild en het was daarom geen probleem voor Dirk om aan voldoende voedsel te komen. Van Ooievaar Dirk weten we inmiddels dat hij niet echt op trek gaat. Hij zwerft een beetje rond langs zijn eigen adresjes, waaronder het Ooievaarsstation in Gorssel en is eigenlijk altijd erg vroeg weer terug op de bekende stek in Losser. Er zijn in Nederland wel meer Ooievaars die overwinteren. Jaarlijks vind er in januari dan ook een landelijke telling plaats waar alle overwinterende Ooievaars geregistreerd worden. Ook in de Rieselfelder bij Münster zijn Ooievaars in de winter geen zeldzaamheid meer. Anders is het gesteld met Aramis (3335), van deze Ooievaar is bekend dat ze tenminste tweemaal naar het uiterste zuiden van Spanje is gevlogen en eenmaal in de buurt van Bremen is gezien.
Op 13 februari was ook Aramis weer terug op het nest aan de Dinkel. Zoals ieder jaar wordt er door de Ooievaars direct begonnen met het opknappen van het nest. Hoewel vorig jaar leden van de vogelwerkgroep het nest nog volledig gerenoveerd hadden, mankeerde er in de ogen van de Ooievaars wel wat aan. Tijdens de woningdecoratie werd er door de vogels ook al gepaard en vanaf 31 maart werd er begonnen met broeden.
Tijdens het broeden in april werd het nest verscheidene keren bezocht door vreemde Ooievaars. Deze zijn allemaal met zachte hand door Dirk van het erf af gebracht. Zaterdag 28 april was het duidelijk dat er jonge Ooievaars in het nest zaten. Tijdens het uitbraken van voer in het nest door de ouders, werden er twee kleine snaveltjes gezien. Op 22 mei werden er langs de Lossersedijk, ten noorden van de snelweg, 5 Ooievaars waargenomen. Het ging hier zeer waarschijnlijk om een groep niet-broedvogels, die gezamenlijk rondzwierven.
In dezelfde periode werd er onder het nest aan de Schoklandweg een dood jong gevonden. Het bleek hier te gaan om een derde jong. De eerste twee jongen deden het prima en groeiden als kool.
Op zaterdag 9 juni hebben leden van de vogelwerkgroep Losser met een door de gemeente Losser beschikbaar gestelde hoogwerker, de jonge Ooievaars van het dak gehaald.
De vogels waren al behoorlijk groot en zagen er gezond uit. Tijdens het ringen hebben ze ook hun namen gekregen.
De grootste vogel kreeg de naam Adebar en het ringnummer 8401. Adebar betekent in het Fries en in het Duits: Ooievaar. De iets kleinere vogel, maar nog steeds een flinke muiter, kreeg de naam Pelargos en het ringnummer 8402. Pelargos is het Griekse woord voor Ooievaar. Aangezien 2007 een oneven jaar was, zijn de vogels aan het linkerbeen geringd.
Op 10 juli hebben de jongen voor de eerste keer het nest verlaten. In de weken daarna hebben ze samen met hun ouders veel tijd doorgebracht in de weilanden langs de Dinkel. Een maand later, op 12 augustus, zijn de jonge Ooievaars met onbekende bestemming vertrokken. Dat dit de tijd is waarop veel Ooievaars op trek gaan werd twee weken later duidelijk toen op 23 augustus een groep van 83 Ooievaars de telpost Oelemars passeerde. Eind augustus is ook Aramis vertrokken. Dirk scharrelde nog tot in de eerste week van september een beetje in de omgeving rond en hield het toen wel voor gezien. Het was weer rustig op het dak aan de Schoklandweg en het duurde dan ook niet lang of het gras stond bijna een halve meter hoog in het nest.
Dirk was blijkbaar snel uitgekeken op zijn andere adresjes, want op 28 november stond hij al weer in de tuin aan de Schoklandweg. De tweede helft van december werd het nog even behoorlijk koud, met ruim 5 graden onder nul, zodat er af en toe toch een beetje bijgevoerd moest worden, omdat er in het bevroren grond niets te vinden was. Hopelijk wordt de winter 2007/2008 niet te streng.
 


2006

Na het drama van vorige jaar hebben we met enige reserve het broedsel van dit jaar gevolgd. Al op 31 januari was Ooievaar Dirk (1301) weer terug op het nest aan de Schoklandweg. Het vrouwtje Aramis (3335) volgde op 17 februari. Op 8 april konden we vaststellen dat de Ooievaars begonnen waren met broeden. Dit betekende dat we de eerste jongen rond 4 mei konden verwachten. Gedurende de broedperiode en ook vlak daarvoor kwamen er geregeld vreemde Ooievaars op bezoek, hetgeen soms leidde tot ware luchtgevechten. Op 11 mei werden de eerste twee jongen waargenomen. Op 17 mei waren er drie snaveltjes te zien en een week later vier. Op hetzelfde moment werd er ook een dood jong onder het nest gevonden. Er waren dus vijf jonge Ooievaars dit jaar. Een aantal van vijf is nagenoeg onmogelijk voor de ouders om groot te brengen. Dit kan hooguit onder de meest optimale omstandigheden, waarbij het weer meewerkt en het voer voor het oprapen ligt. En dat het weer niet mee wilde werken hebben we allemaal geweten. Eind mei sloeg in menig huis de centrale verwarming automatisch aan en in de nacht van 1 op 2 juni hadden we zelfs nachtvorst. Met al die nattigheid en kou zijn zelfs de vleugels van een volwassen Ooievaar niet genoeg om vier jongen te beschermen. Op 29 mei werd er weer een dood jong onder het nest gevonden. En alsof dit nog niet voldoende was, werd deze koude en natte periode direct gevolgd door een bijna-hittegolf. De jonge Ooievaars hebben het dus behoorlijk voor de snavel gehad. We hadden dan ook niet verwacht dat we uiteindelijk nog drie kwieke jongen over zouden houden. Mede hierdoor en door reeds geplande vakanties is het er dit jaar dan ook niet van gekomen om de jongen te ringen en een naam te geven. Gelukkig vliegen alle vogels zonder ring en naam ook prima en zijn we dit jaar blij als deze drie gezond en wel de Schoklandweg verlaten en op avontuur gaan naar het zuiden.
Voor het eerst sinds de Ooivaars in 1994 aan de Schoklandweg zijn gaan broeden hebben we tijdens het opgroeien van de jongen bij moeten voeren. Het was tijdens de hittegolf zo droog en de grond was zo hard, dat de ouders geen voedsel voor de jongen konden vinden. Uiteindelijk trok Ooievaar Dirk de stoute schoenen aan en daalde neer op het gras voor de woonkamer. Vervolgens begon hij met z’n snavel tegen het woonkamerraam te tikken alsof hij wilde zeggen: “Wij redden het met z’n tweeën niet meer, we kunnen wel wat hulp gebruiken.” De jongen groeiden voorspoedig en op 14 juli maakten zij hun eerste vlucht vanaf het nest. Een maand later, op 13 augustus, verscheen er boven de zuidkant van Losser een groep van 14 Ooievaars die op een thermiekbel in zuidwestelijke richting afgleden. Deze groep was te aantrekkelijk voor onze jonge Ooievaars en zij hebben zich dan ook direct aangesloten. Dat was het laatste wat we van de jongen gezien hebben en mogelijk ook zullen zien. Aangezien ze ongeringd zijn, zullen we nooit weten wat er van hen terecht is gekomen. Een paar weken later op 6 september hebben Dirk en Aramis ‘s morgens het nest verlaten en zijn ze ’s avonds niet meer teruggekeerd. Ook de dagen daarna hebben ze zich niet meer laten zien. Op 22 september hebben leden van de vogelwerkgroep een steiger opgebouwd tegen de voorgevel van het huis aan de Schoklandweg en is er begonnen met de schoonmaak van het nest. De volgende dag werd het nest opnieuw opgebouwd, tevens werd een deel van de Dinkeloever gesnoeid , zodat er weer uitzicht kwam op dit prachtige riviertje. Tijdens deze werkzaamheden werd meer dan zeven keer een IJsvogel waargenomen. Ook werden er een aantal rivierkreeften gevangen. Determinatie door deskundigen in de dagen hierna leerde ons dat het hierbij ging om de Amerikaanse Rivierkreeft en de Californische Rivierkreeft.
Op 9 december stond Dirk al weer op het dak van de Schoklandweg. Na een korte inspectie van het nest bleek al gauw dat hij het niet geheel met onze ideeën eens was. Hij is dan ook direct begonnen met de restauratie van de door ons gesloopte uitbouw aan de voorzijde van het nest. Indien de winter zo mild blijft zoals hij nu, op 1e Kerstdag, is, dan zal dat voor Dirk geen probleem op gaan leveren. Het wachten zal dan zijn op Aramis, die naar verwachting ergens in februari zal komen.

 


2005

Het jaar 2005 leek voor de Ooievaars in Losser een routine jaar te worden. Dirk (1301) keerde op 5 januari terug naar het nest op de Schoklandweg. Het vrouwtje Aramis volgde enige tijd later en op 13 februari was het koppel weer compleet. Aangezien de Ooievaars relatief vroeg waren liet het broeden nog een tijdje op zich wachten. Wel werd er regelmatig gepaard en waren de vogels druk met het nest bezig.
Begin maart werden de eerste vreemde Ooievaars gesignaleerd. Het was een groep van 5 exemplaren die in Overdinkel werd gezien. Enige tijd later volgde het eerste gevecht om het nest. Op 30 maart probeerde een derde Ooievaar om een plek aan de Schoklandweg te veroveren. De vogel werd uiteindelijk door Dirk en Aramis verjaagd. Dit was het begin van een onrustige periode. Op 8 april werden twee indringers verjaagd en op 22 april moeten zelfs Dirk en Aramis met verbazing hebben gekeken, toen drie vreemde uivers op het dak naast het nest landden.
De Losserse Ooievaars waren op dat moment al drie weken aan het broeden. Dit bezoek kwam dan ook hoogst ongelegen. Uiteindelijk lukte het om ook deze bezoekers met zachte hand de deur te wijzen, zonder dat dit ten koste ging van het broedsel. Nog een keer moest Dirk aan de bak toen op 1 mei wederom een vreemde vogel in de buurt van het nest kwam.
Daarna keerde de rust terug en leken we af te stevenen op een mooi broedsucces.
Op 14 mei waren er drie jonge Ooievaars te zien, die op dat moment ongeveer 14 dagen oud waren. Een dag later werd er zelfs een vierde jong gezien, maar dat leek toch wel een erg stuk kleiner en we gingen er dan ook van uit dat dit jong het waarschijnlijk niet zou halen.
In de dagen daarna (Pinksterweekeinde) werd het plotseling erg koud en nat. En op 18 mei was het drama compleet aan de Schoklandweg. In een tijdsbestek van 24 uur overleden alle vier de jonge Ooievaars. De oorzaak was op dat moment een raadsel, aangezien de kadavers er goed doorvoed uitzagen. We zijn er dan ook van uit gegaan dat de combinatie van plotselinge kou en nattigheid de jonge Ooievaars fataal is geworden.
Enige tijd later viel onze aandacht op een Duitse website, waarin een soortgelijk drama werd beschreven. De jongen uit dit nest zijn onderzocht en het bleek dat deze vogels overleden waren aan de gevolgen van een luchtweginfectie, die ze opgelopen hadden door een schimmel die in het nest groeide. Door het plotselinge vochtige weer was deze schimmel gaan groeien, hetgeen funest voor de jonge Ooievaars was.
Elders in Nederland kwamen ook vergelijkbare gevallen voor. Al snel werd duidelijk dat 2005 geen geweldig jaar voor de Ooievaar zou worden.
Na het verlies van de jongen werd er door de ouders nog regelmatig gepaard, ter bevestiging van hun band met elkaar. Menigeen hoopte nog op een wonder, in de vorm van een laat tweede broedsel, maar dat was een illusie.
Dirk en Aramis bleven nog tot begin september op hun nest aan de Schoklandweg. Toen zijn ze vertrokken naar hun winterkwartieren, ons allen met een kater achterlatend.
Wat we sinds 1994 zo vanzelfsprekend begonnen te vinden, pakte in 2005 totaal anders uit.
Het is ondertussen begin februari 2006 en Dirk is enkele dagen geleden wedergekeerd op zijn nest aan de Schoklandweg.
Voor het dertiende achtereenvolgende jaar zal hij aan een broedsel beginnen.
Of…..had ik dit beter niet uit kunnen tellen.
 


2004

Al in de laatste dagen van 2003 keerde Ooievaar Dirk (1301) terug op het nest aan de Schoklandweg. De milde winter die volgde gaf Dirk voldoende de gelegenheid om zelfstandig voedsel te zoeken. Slechts gedurende één week van strenge vorst werd er met wat eendagskuikens bijgevoerd. Het leuke van Dirk is, dat hij zelf aangeeft wanneer hij wel een beetje hulp kan gebruiken. Als het voedsel echt te schaars wordt dan gaat hij beneden voor het kamerraam staan bedelen. Zodra er in het veld weer voldoende te vinden is wordt er niet meer naar de eendagskuikens omgekeken.
Op 8 maart keerde Aramis (3335) terug en voor de elfde achtereenvolgende keer had Losser een paartje Ooievaars. Er werd traditiegetrouw meteen begonnen met de voorjaarsschoonmaak. Allerlei nieuwe nestmaterialen werden aangesleept om het penthouse klaar te maken voor het komende broedseizoen. Na een kleine maand waren ze kennelijk tevreden want we constateerden dat er vanaf 3 april permanent een Ooievaar op het nest zat, er werd gebroed!
Op 8 mei kon voor de eerste keer gezien worden dat er mogelijk jongen in het nest aanwezig waren. Op dat moment was dit alleen nog maar aan het gedrag van de ouders te zien. Het eerste jong werd met een telescoop op 14 mei gezien. In de dagen daarna werden er nog twee gezien.
Het broeden ging dit jaar niet bepaald in alle rust. Nog nooit werden er in het broedseizoen zoveel vreemde Ooievaars rondom het nest gemeld. Dit lijkt natuurlijk heel leuk, zoveel extra Ooievaars in Losser. Maar in het broedseizoen en vooral in de periode als de jongen heel klein zijn, kunnen deze verstoringen funest zijn. Op 26-5 werd er een dood jong onder het nest gevonden. Dit jong was echter veel kleiner dan de drie die tot nu toe gezien waren, dus waarschijnlijk ging het hier om een vierde jong. Op 28-5 werden er nog maar 2 jongen gezien en ook in de dagen daarna werd duidelijk dat het derde jong het niet overleefd had. De twee overgebleven jongen werden op 14-6 geringd. Met behulp van een hoogwerker van de heer Bouwma (www.cleanbo.nl) werden de beide vogels uit het nest gehaald. De beide jongen kregen dit jaar namen van mythologische dieren. Gekozen werd voor twee vliegende paarden. Het is misschien niet bij iedereen bekend maar naast wormen, insecten, kikkers en mollen worden de Losserse Ooievaars ook gevoerd met de nageboorte van Shetland pony’s. Dit “paardenvoer” heb ik geassocieerd met namen van mythologische paarden. De grootse, met ringnummer 6719, heet Pegasus, naar het gevleugelde paard uit de Griekse mythologie. De andere vogel kreeg het ringnummer 6720 en de naam Arion, dit gevleugelde paard, dat ook kon praten, was de halfbroer van Pegasus.
Op 15 juli hebben de jongen voor de eerste keer het nest verlaten. In de tijd daarna werd er vooral veel gefoerageerd in de weilanden van de Welp, lekker dichtbij het nest.
Onze jonge Ooievaars, Pegasus en Arion, zijn rond 9 augustus vertrokken. De jongen hebben eerst nog wat zitten klieren. Paar dagen weg, weer terug, nachtje weg, weer terug. Maar uiteindelijk zijn ze er toch vandoor gegaan. Het laatste dat ik van ze zag was, dat ze samen met de ouders en een Zwarte Ooievaar boven de Scholtinkstraat en de Schoklandweg zweefden om vervolgens met de Zwarte Ooievaar in zuidwestelijke richting af te drijven. Die avond zijn ze niet meer teruggekeerd op het nest. Dirk en Aramis hebben nog een tijd rondgescharreld naast het voormalige kerkje in Glane en zijn uiteindelijk op 2 september vertrokken. Een paar dagen later op 5 september werd er boven de telpost Oelemars een groep van 22 Ooievaars waargenomen die tegen de wind in ploegend in zuidwestelijke richting verdween. Dit was de grootste groep ooievaars die de laatste jaren in Losser en omgeving is waargenomen. De maand augustus was dit jaar een echte maand voor Zwarte Ooievaars. Rondom Losser zijn er die maand 12 exemplaren waargenomen. Op de Strabrechtse Heide (de Peel) hebben er een maand lang 12-16 aan de grond gezeten. Overal uit het land kwamen waarnemingen van Zwarte Ooievaars. De Zwarte Ooievaar is in tegenstelling tot de “witte” helemaal geen liefhebber van mensen. Het is een schuwe vogel die vooral in de bossen van Oost-Europa broedt. In de maand augustus, tijdens de trek, worden er in Nederland de meeste Zwarte Ooievaars waargenomen. De Zwarte Ooievaar is geen broedvogel in Nederland.
 


2003, Tien jaar Ooievaars in Losser

In 2003 vond voor de 10e achtereenvolgende keer een broedgeval van Ooievaars in Losser plaats.
Het seizoen begon dit jaar al weer op tijd.Het vrouwtje Aramis (3335) is niet lang weggeweest. Ze heeft bijna de gehele winter rondom het nest gezworven. Blijkbaar was er voedsel genoeg. Alleen in de strenge vorstperiode is er een beetje bijgevoerd omdat op dat moment de grond keihard bevroren was. Dirk, het mannetje (1301) kwam op 19 januari weer terug naar Losser. Na een periode van koud en schraal weer zijn de Ooievaars op maandag 7 april begonnen aan het 10e broedsel op het daknest aan de Schoklandweg. Rond 9 mei waren de eerste snaveltjes zichtbaar. Het was dit jaar een heel bijzonder jaar. Het was het 10e broedsel, het 25e jong zou uit kunnen vliegen en het was het jaar van de LAGA. Op 11 juni stonden we wederom aan de Schoklandweg om jonge Ooievaars te ringen. En ik moet zeggen dat de dakhazen er niet jonger op waren geworden. Ik had dit als m’n afsluitende klimjaar willen beschouwen, maar heb het verstand van de hoogmoed laten winnen en m’n plaats door Jos Wolters in laten nemen. Tien jaar Ooievaars in Losser heeft geleid tot 10 succesvolle broedsels. Na een magere start van slechts 1 jong, klom het langzaam op van 2 naar 3 naar 4. En hierbij praten we over de uitgevlogen jongen. Dat voorspoed en tegenslag in de natuur dicht bij elkaar kunnen liggen hebben we in 1996 moeten meemaken toen 3 prachtige jongen 14 dagen na het uitvliegen op raadselachtige wijze verdronken. Maar het jaar daarop werd de draad weer opgepakt en kozen vier jonge Musketiers het luchtruim. Dit zou ons bekendste nest worden. Hiervan hebben we de meeste terugmeldingen ontvangen en sinds 1999 is Aramis als een van de vier musketiers teruggekeerd op het geboortenest, nadat de stammoeder, Hannie, niet meer terugkwam van de trek.
Tien jaar Ooievaars in Losser, dat is 10 jaar Dirk, 27 uitgevlogen jongen, 14 teruggemelde jongen waarvan 9 vanuit Spanje of Marokko. Van 8 van de 10 broedsels hebben we van een of meerdere vogels uit dat nest een terugmelding ontvangen, dat is zeker geen slecht resultaat. Vanaf het verschijnen van de eerste Ooievaars aan de Schoklandweg is het de gewoonte om de vogels een naam te geven. Een nummer is alleen voor de telescoopkijkers en het vogeltrekstation, wij willen ze graag een naam, een identiteit geven. De meeste jaren hebben we de namen ontleend aan een bepaald thema, de elementen, Griekse mythologie, Franse literatuur, vakanties, actuele verfilmingen van een interessant boek.Dit jaar is deze traditie in ere gehouden met als thema: Kruger en Zuid-Afrika.
Het grootste jong hebben we Skukuza genoemd, dit is het hoofdkamp van het Kruger National Park en is genoemd naar de eerste beheerder, Steven-Hamilton. Deze vogel heeft i.v.m. het speciale karakter van het 10e Losserse Ooievaarsbroedsel een bijzonder ringnummer gekregen en wel het nummer 6000. De volgende hebben we Satara genoemd, naar het op een na grootste kamp in het Kruger Park. Satara heeft ringnummer 6110 gekregen. De kleinste van het stel kreeg de naam Shingwedzi, genoemd naar een kamp in de buurt van de Shingwedzi rivier in een uitstekend gebied om vogels en wild te bekijken. Shingwedzi heeft ringnummer 6111
Er valt van deze jonge Ooievaars aan de Schoklandweg verder niet veel spectaculairs te berichten. Na ruim 75 dagen kwamen de vogels op 23 juli eindelijk van het nest. Daarna werden er niet veel activiteiten ontplooid. Alsof ze ingehuurd waren door de organisatie van de LAGA, stonden de dieren dagen achtereen in de weilanden langs de Dinkel op nog geen 100 meter van het nest. Zagen we in voorgaande jaren de ouders met de jongen regelmatig op de thermiek boven Losser zweven of lekker uitrusten op de kerktoren, dit jaar zat er geen enkele actie in. ’s Morgens op het gemak naar beneden zweven en ’s avonds rustig terug peddelen naar het nest. Op zondag 17 augustus keerden de jonge vogels niet meer terug naar het nest. De volgende dag zijn ze ook niet meer gezien. Het is aan te nemen dat ze toen aan hun trek naar het zuiden begonnen zijn. De LAGA moest het nog even doen met de twee oude vogels, maar die waren overdag vaak in geen velden of wegen te bekennen.
Sinds eind september zijn beide Ooievaars, Dirk en Aramis, vertrokken naar…… En dat weten we dus niet. Van beide vogels hebben we de laatste jaren geen winterterugmeldingen gekregen. Het is dus gewoon afwachten of ze volgend jaar weer terugkeren op het nest aan de Schoklandweg. Wel hebben we nieuws van Kwik (2337), de eerste jonge Ooievaar uit 1994. Het blijkt dat Kwik dit jaar een nest heeft bezet in Staphorst. Er zijn geen gegevens bekend van de partner Ooievaar. Wel is bekend dat deze nestkraak geen broedsucces heeft gekend. Maar mogelijk houdt Kwik er een nieuwe partner aan over en zijn ze volgend jaar wel succesvol. Na het overlijden van Kwik’s vorige partner in 2000 hebben we tot het bericht van de nestkraak niets meer van Kwik vernomen.
Op de valreep van 2003 keerde Dirk weer terug. Op 29 december stond de Ooievaar weer op het nest aan de Schoklandweg.
 


2002

Het jaar 2002 is weer een lang ooievaarsjaar geworden. Dirk (1301) keerde al op 22 januari terug op het nest en Aramis (3335) volgde 10 dagen later. Vanaf 2 april zitten de Ooievaars weer te broeden op hun nest aan de Schoklandweg. Het is dit jaar voor het 9e achtereenvolgende jaar dat er in Losser Ooievaars broeden. In 1994 is het begonnen met Dirk (1301) en Hannie (ongeringd).
Zij hebben samen vijf broedsels gehad. In totaal zijn er van deze broedsels 14 jongen uitgevlogen. Drie van de veertien zijn door een noodlottig toeval al na twee weken verdronken in de plaatselijke waterzuivering. Van de overige elf jonge ooievaars is het nest uit 1997 het meest opvallende. Dit was het nest van de vier musketiers, Athos (3333), Porthos (3334), Aramis (3335) en d’Artagnan (3336). Van alle ooievaars uit dit nest hebben we in de jaren daarna terugmeldingen gekregen.
Athos werd in september 1997 in Medina Sidonia, zuid-Spanje gezien, samen met o.a.Porthos en Aramis. Porthos werd daarna nog een keer in De Wijk gesignaleerd (augustus 1998). Aramis werd wederom in Medina Sidonia gezien in december 1998 en is sinds 1999 de nieuwe partner van Dirk.
Tenslotte d’Artagnan, deze werd in mei 2000 broedend gesignaleerd in de dierentuin van Münster en een jaar later, op 12 mei 2001 bracht de vogel een bliksembezoek aan het geboortenest op de Schoklandweg. In 1999 keerde Hannie niet meer terug naar de Schoklandweg. Wat er met haar gebeurd is zal altijd een raadsel blijven. Haar plaats werd ingenomen door Aramis, die op dat moment nog net geen twee jaar oud was. Dat is voor ooievaars erg jong om met een eerste broedsel te beginnen. Het is waarschijnlijk dan ook de ervaring van Dirk geweest die dit broedsel tot een succes maakte. Er vlogen dat jaar drie jonge Ooievaars uit. Dit was ook het geval in het jaar 2000. Vorig jaar leek er zelfs een stijgende lijn in te zitten, want het paar het op een zeker ogenblik de verantwoording over vier gezonde jongen. Hoewel de vogels al ruim twee weken oud waren was de plotselinge weersomslag met de Pinksteren (koud en nat) teveel voor drie van hen en aan het einde van het Pinksterweekeinde was er nog maar één jong in leven. Deze laatste der Mohikanen, Chingachcook (5344) verliet zijn geboortegrond op 12 september 2001.

Nu, in april 2002, staan we weer aan het begin van een nieuwe cyclus.
Het broeden begon op 2 april en zoals verwacht kwamen de eerste jongen rond 4 mei uit het ei. In de weken daarna werden er eerst twee, daarna drie en uiteindelijk op 15 mei vier jongen geteld in het nest. Alles verliep voorspoedig en er restte ons niets dan geduldig af te wachten tot de jongen groot genoeg waren om geringd te worden. Groot was onze verbazing toen we op 23 mei een vijfde snaveltje boven de nestrand zagen. Het was de eerste keer dat de Ooievaars in Losser vijf jongen hadden. Hoewel we onze bedenkingen hadden over het grote aantal zag alles er in de dagen daarna nog rooskleurig uit. Het voeren door de ouders ging onafgebroken door en de weersomstandigheden waren goed. Na een dag of drie bleek dat de Benjamin toch niet sterk
genoeg was geweest om met de grote jongens mee te vechten om het voedsel. Er bleven nog vier kwieke jongen over.
Op 27 mei kreeg het nest bezoek van een onbekende geringde Ooievaar. De vogel had een metalen ring om de linker poot met daarop de tekst K 9157. Tot op heden hebben we nog niet kunnen achterhalen waar deze Ooievaar vandaan kwam. De vogel heeft een tijdje op de schoorsteen gezeten en is daarna zonder problemen met een van onze eigen Ooievaars weggevlogen in oostelijke richting. We hebben deze Ooievaar niet weer gezien. Geheel verrast
waren we toen op de valreep, 4 dagen voor het ringen, er alsnog een van de vier jongen doodging. De oorzaak hiervan is niemand echt duidelijk, aangezien het er naar uitzag dat het voeren van de jongen uitstekend verliep. We hebben het jong pas een week later kunnen vinden en op dat
moment was niet meer te achterhalen of voedselgebrek of iets anders de doodsoorzaak was. Op zondag 9 juni was het dan zover, dat we de drie overgebleven jongen van het dak konden halen. Wim van Nee en Annemieke Enter kwamen zoals gewoonlijk speciaal voor deze gelegenheid uit Emmen om de jongen te ringen.
Annemieke en Wim verzorgen voor Vogelbescherming Nederland het ringwerk van de Ooievaars in ons land. Traditiegetrouw krijgen de jonge Ooievaars behalve een ring ook een naam. In het verleden zijn er namen gekozen met verschillende thema’s. Vaak hadden deze thema’s betrekking op een vakantiebestemming. Vorig jaar werd een boek als thema gebruikt. Dit jaar werd een combinatie van beide gemaakt en werd de inspiratie gevonden in de thema’s vakantie en boeken. De namen van de jonge Ooievaars zijn dit jaar afkomstig uit het boek van J.R.R. Tolkien, “In de ban van de Ring”, een boek dat dit jaar een rode draad vormde in mijn vakantie. De Ooievaars hebben dit jaar allemaal een Elfennaam gekregen, gebaseerd op drie belangrijke Elfen uit het
eerder genoemde boek. De grootste heet Galadriel (5821), zij is de koningin van Lothlorien. Ze is de belangrijkste onder Elfen. De volgende hebben we Legolas (5822) genoemd, een jonge Elf en uitstekend boogschutter. Hij is een van de begeleiders van Frodo op zijn tocht naar de Doemberg waar de Ring van het Kwaad vernietigd moet worden. De kleinste tenslotte noemen we Arwen (5823), de betoverend mooie kleindochter van Galadriel. Zij zal moeten kiezen tussen onsterfelijkheid of haar liefde voor Aragorn, een mens. De drie jongen zagen er prima uit.
Begin juli zijn de drie jonge Ooievaars druk bezig met hun vliegoefeningen en op 16 juli wordt, na ruim 10 weken het nest voor de eerste keer verlaten. In de weken daarna is de hele familie weer te bewonderen in de weilanden langs de Dinkel. Op 4 augustus wordt een groep van 17 Ooievaars zwevend boven de Welp waargenomen. Een eerste voorbode van de trek? De volgende dag keren de jongen ’s avonds niet meer terug naar het nest aan de Schoklandweg. Op 17 augustus zijn de jongen nog even terug op hun geboortenest, maar twee dagen later wordt er definitief afscheid genomen van Losser. De beide ouders, Dirk en Aramis blijven nog in de omgeving rondhangen tot 18 september, vanaf dat moment zijn zij ook naar hun winterkwartieren vertrokken. Waar deze gebieden liggen zal voor ons altijd een vraag zijn, maar ver kan het niet zijn, want Aramis staat op 17 oktober weer op het daknest en is sindsdien niet meer weggeweest. Tijdens een korte en strenge vorstperiode in december waren we gedwongen om voor deze vogel ook wat voer neer te leggen. Gelukkig kon dit beperkt blijven tot een paar dagen. Wat er op dit moment van onze drie Elfen terecht is gekomen is nog onbekend. Als het ze vergaat zoals hun naamgenoten dan wachten hen nog vele avonturen. Tijdens het LAGA jaar 2003 kunnen we het tweede lustrum voor de Losserse Ooievaars vieren en zal, als alles goed gaat, het 25e Ooievaarsjong het nest aan de Schoklandweg verlaten.
 


2001

 

De verwachting die we eind vorig jaar hadden werd de waarheid, beide Ooievaars hebben in Losser overwinterd. Vooral het feit dat Aramis (3335) bleef was een verrassing, immers van deze vogel hadden we al twee jaar achtereen een terugmelding uit zuid-Spanje. Vanwege de sneeuw en de vorst zijn de vogels in de eerste dagen van januari bijgevoerd met wat eendagskuikens. Vanaf half januari steeg de temperatuur naar +10 graden Celsius en konden de beide Ooievaars zelf in hun voedsel voorzien.Op 7 februari wordt er al door de vogels gepaard. Het zal toch niet zo zijn dat we dit jaar al in april met jongen zitten ??

Terwijl de twee Ooievaars zich in de buurt rondom het nest vermaken, is er voor de vogelwerkgroep nog wat werk aan de winkel. Begin maart wordt met hulp van de Groenbouw het paalnest uit een weiland van Paul Elferink verwijderd. Dit nest stond te dicht in de buurt van het daknest en tot nu toe was het nog geen enkel vreemde Ooievaar gelukt om dit nest te bezetten. Na reparatie- en herstelwerkzaamheden kan het bijna nieuwe nest op 15 maart geplaatst worden aan de oevers van de Ruhenbergerbeek, tussen de Beerninksweg en de Invalsweg. Via onze website had de landelijke pers lucht gekregen van een stel overwinterende Ooievaars, hetgeen leidde tot een interview en een krantenartikel in de Telegraaf van 9 maart, dit artikel vormde uiteindelijk ook de basis voor een artikel in een Canadese krant, speciaal voor Nederlandse emigranten. Na het artikel in de Telegraaf kon de regionale pers niet achterblijven, en op 12 maart zendt Radio Oost een 5 minuten durend interview uit dat enkele dagen daarvoor in huize Huisman, onder het ooievaarsnest is opgenomen.

In deze periode waren onze eigen Ooievaars al lang niet meer alleen. Op 6 maart worden  ter hoogte van de Havikstraat 4 exemplaren waargenomen, een dag later vliegen er 7 boven het Schokland en op 12 maart wordt nog een derde Ooievaar bij het nest gezien en door de andere twee begeleid tot buiten de territoriale “luchten”.

Vanaf 7 april is het duidelijk dat het broeden begonnen is en na enig rekenwerk zijn we het er over eens dat de eerste jongen rond 9 mei uit zullen komen. Op 10 mei is aan het gedrag van de ouders te zien dat er een of meerdere jongen in het nest aanwezig zijn. Enkele dagen later, 13 mei, worden er middels een telescoop twee kleine snaveltjes waargenomen. 's Middags kregen onze Ooievaars onverwachts kraamvisite. Rond 5 uur landden de 3336 ( broer of zus van de moeder) en een ongeringde Ooievaar op de schoorsteen. Het gehele bezoek is zonder de nodige incidenten verlopen

Misschien dat dit nieuwe stel belangstelling gaat tonen voor het gerenoveerde paalnest aan de Invalsweg.

Een week later zijn er duidelijk 4 jonge Ooievaars te zien. De oudste jongen zijn nu anderhalve week

oud, de jongste is nu ongeveer een week. 

Twee weken later in het pinksterweekeinde sloeg het noodlot echter toe.Na de extreme regenbuien van de voorgaande dagen was het op 4 juni erg rustig in het Ooievaarsnest. Toen er tijdens het voeren maar 1 jong werd waargenomen, is besloten om het nest te inspecteren. Hier werden 3 dode jongen aangetroffen. De dieren waren kortgeleden gestorven. De oorzaak van de plotselinge dood van deze drie jongen is vooralsnog onbekend.

Tien dagen later op 14 juni is het enige overgebleven Ooievaarsjong geringd. De vogel kreeg het ringnummer 5344 en de naam Chingachcook, naar een van de hoofdfiguren uit een roman van James Fenimore Cooper, "De laatste der Mohikanen" (1826). Nog een kleine 5 weken blijft het jong op het nest , maar op 23 juli is het dan zover, samen met z’n ouders wordt Chingachcook in een weiland aan de Schoklandweg gezien. Vermeldenswaardig is het kortstondige bezoek van een Zwarte Ooievaar, op 21 juli, aan de weilanden tegenover het Ooievaarsnest, of deze misschien moet worden gezien als een aankondiging van de op handen zijnde eerste vlucht van Chingachcook ??

De drie Ooievaars zijn na 12 september niet meer teruggekeerd op hun nest. Zou het dan toch zo zijn dat ze dit jaar wel op trek gaan? Of ze wisten van de plannen van de Vogelwerkgroep Losser. Op zaterdag 15 september hebben leden van de vogelwerkgroep het nest van het dak gehaald en volledig gerestaureerd. Ook het onderstel dat op het dak staat werd verbeterd. De gebroken nokpannen zijn vervangen en rond twee uur 's middags stond er een compleet vernieuwd nest op een prachtig schoon dak. Het weer zat de werkploeg niet altijd mee, vooral tijdens het afbreken van de 11 meter hoge steiger gingen de hemelsluizen volop open. We hopen dat het nest nu weer een behoorlijke tijd meegaat en dat we er in de toekomst nog veel jonge Ooievaars zien opgroeien. 

Nog geen drie dagen later kregen we controle, Aramis( 3335), het vrouwtje van het Ooievaarspaar, was teruggekeerd. Na ongeveer anderhalve week is ze echter weer vertrokken. Maar tot onze verbazing stond ze er op 9 november weer. Nu is ze tot half december gebleven. De Kerst en de jaarwisseling werden dit jaar wel zonder Ooievaars in Losser gevierd.

De nesten zijn er klaar voor, dus hopen we met z’n allen op een tweede paartje Ooievaars in de gemeente Losser in het jaar 2002.

 


2000

Ooievaar Dirk (ringnummer 1301) is op 5 januari 2000 weer gesignaleerd op het nest aan de Schoklandweg in Losser. 's Middags werd al een ooievaar boven de vliegbasis Twenthe waargenomen, die in de richting van Losser vloog. Op 2 februari 2000 is ook Aramis (ringnummer 3335) weer geland op het op het nest aan de Schoklandweg. Het ooievaarspaar is daarmee uitzonderlijk vroeg weer compleet.

Sinds 26 maart is een van de ooievaars permanent op het nest. Het broeden is begonnen. Als alles meezit komen de eerste eieren rond 27 april uit. Het zal dan nog ongeveer een week duren ( 5 mei) eer de eerste kleine snaveltjes boven de nestrand komen.
Nadat de laatste dagen al 3 jonge ooievaars in het nest waren ontdekt, wordt op maandag 8 mei een vierde jong gesignaleerd. De jongen zijn nu een tot anderhalve week oud. De ooievaars vliegen af en aan om de vier jongen te kunnen voeden. Het weer zit ze de laatste tijd mee, niet te heet en niet te nat. Als alles goed gaat zullen de jongen rond de Pinksteren geringd worden, ze zijn dan 5 weken oud.


Op 18 mei wordt er onder het nest bij het huis een dood ooievaarsjong gevonden. Gezien de afmeting van het kadaver moet het hier wel gaan om een vijfde jong, dat enkele dagen na het uitkomen is overleden. In het nest zelf scharrelen de vier overgebleven jongen heel kwiek rond. Vijf dagen later echter, op 27 mei, wordt een van de vier jongen dood gevonden in de tuin onder het nest. De oorzaak hiervan is onbekend. Er zijn op dit moment nog 3 jongen in leven. Op 6 juni is het dan zover en kunnen de jongen geringd worden,de drie worden in een keer in een grote sporttas van het daknest gehaald. De jongen worden een voor een geringd met de volgende ringnrs., 4858, 4859 en 4860. Ze krijgen de namen: Nootka, Haida en Sequoyah.


De namen vinden hun oorsprong in de indianenstammen van British Columbia( Canada) en Arizona (V.S.). Op 7 juli is het dan zover, voor het eerst verlaten de jonge ooievaars het daknest om de omgeving te verkennen. In de weken hierna verblijven de jongen steeds vaker en langer buiten het nest. De laatste 14 dagen zijn ze 's morgens al vroeg vertrokken en keren ze 's avonds bij het invallen van de duisternis pas weer terug op het nest.
Zondag 6 augustus keren de jongen niet meer terug op het nest, ook de volgende avond zien we alleen de ouders, hetgeen waarschijnlijk betekent dat de jongen aan hun trek naar het zuiden zijn begonnen. Op 25 augustus keert Aramis (3335) niet meer terug op het nest,alleen Dirk scharrelt nu nog langs de boorden van de Dinkel. Echter op 28 augustus zitten beide ooievaars weer 's avonds op het nest.


Begin oktober worden er op het Schokland en aan de Grensweg 3 ooievaars gezien. Twee zijn op de normale manier geringd (ring om de tibia). Een draagt de ring links en de ander rechts, hetgeen zou kunnen duiden op de 1301 en de 3335, die op 8 oktober nog steeds op het nest aanwezig zijn. Bij de derde vogel wordt een ring waargenomen om het rechter been. Deze ring zit echter om de tarsus, net boven de tenen, een manier van ringen die in Nederland eigenlijk niet gebruikelijk is . Helaas is het niet mogelijk om de ring af te lezen.
Op 19-11-200 wordt het ringnummer afgelezen met een telescoop.. De derde ooievaar met de ring om de tarsus blijkt een Duitse ring om te hebben, Germania, Helgoland, 870T. Volgens de terugmelding van de Vogelwarte Helgoland werd de vogel op 28 augustus 1998 in Hennstedt-Hochfeldt (Schleswig-Holstein) geringd. De vogel had een beschadigde vleugel en overwinterde dat jaar in Bergenhusen (Schleswig - Holstein). Het drietal blijft overdag bij elkaar en ’s avonds vliegen Dirk en Aramis naar het daknest aan de Schokland weg, terwijl de Duitse ooievaar een stek gevonden heeft op de boerderij van ter Denge aan de Overdinkelsestraat.


Sinds de vorstinval en de sneeuw rond de kerstdagen worden alleen Dirk en Aramis nog maar waargenomen. Aangenomen wordt dat de ooievaar uit Duitsland doorgetrokken is naar een gebied met meer voedselaanbod. Voor ooievaar Dirk is het jaar 2000 een recordjaar, op 5 dagen na is hij het hele jaar in Losser geweest. De verwachting is dat beide ooievaars de rest van de winter ook rondom het Schokland zullen doorbrengen.


1999

27 april 1999
Ooievaars in Losser toch aan het broeden!!
Hoewel het er in het begin niet op leek zijn de ooievaars in Losser sinds 8 april aan het broeden. Ondanks dat het vrouwtje nog net geen 2 jaar oud is, lijkt ze een succesvol opvolgster van haar moeder, die dit jaar niet terugkeerde van de trek. Met spanning wacht iedereen af of we rond 17 mei het eerste jong boven de nest rand uit zien kijken.
12 mei 1999
Op 12 mei wordt er voedsel in het nest gebracht, er is dus waarschijnlijk een jong uitgekomen. Het zal nog bijna een week duren voordat we dit jong kunnen zien.
16 mei 1999
Er wordt de laatste dagen afwisselend door beide ouders voer naar het nest gebracht. Vanmorgen was m.b.v. een telescoop voor de eerste keer een jong te zien, mogelijk zelfs een tweede. De komende dagen zal duidelijk worden hoeveel jongen er uiteindelijk in het nest zitten.
18 mei 1999
Met de telescoop zijn nu duidelijk twee hele kwieke jongen te zien. Als er de komende drie dagen geen derde gesignaleerd wordt mogen we er van uitgaan dat het nest uit twee jongen bestaat.
20 mei 1999
Er verscheen vandaag een derde jong boven de nestrand, alle drie zijn ze even actief.
23 mei 1999
Al twee dagen wordt er getwijfeld, maar vandaag is het duidelijk. Er zit nog een vierde jong in het nest !! Een geweldige prestatie voor deze jonge moeder, iets wat we in het begin niet verwacht hadden. Beide ouders voeren trouw om en om, soms ieder uur. Telkens wordt er een flinke lading voer uit de krop in het nest gebraakt, waarna het door de gulzige jongen verorberd wordt.
26 mei 1999
Sinds gisteren worden er nog maar 3 jongen waargenomen. Het ziet ernaar uit dat de vierde het niet heeft gehaald. Gelukkig zijn de overgebleven drie heel kwiek en monter.
29 mei 1999
Het is warm en drukkend vandaag en door de ouders wordt dan ook water naar het nest gebracht om de jongen wat verkoeling te brengen. Het mannetje braakte vanavond een complete mol uit, veel te groot voor de nu ruim 14 dagen oude jongen, dus deze mol werd meteen ingepikt door het vrouwtje. Als alles verder goed gaat kunnen we over drie weken de jongen ringen.

6 juni 1999
De drie jongen groeien als kool. Ze hebben nu het formaat van een grote Barnevelder en ze scharrelen al driftig door het nest. Vanmorgen genoten ze van de zon en de wind en konden ze lekker opdrogen na de regen van de afgelopen dagen. De ouders brengen nog steeds volop voer naar het nest.Het weer is de jongen tot nu toe gunstig gezind. Nog een dag of 10 tot 14 dan kunnen ze geringd worden.
13 juni 1999
Alles gaat nog voorspoedig. Hoewel de jongen al de nodige onweer- en regenbuien te verduren hebben gehad, slaan ze zich er dapper door. Als alles meezit kunnen we zondag 20 juni 3 jonge ooievaars ringen. Het lijkt er op dat het nest onder de lading takken en plaggen een beetje scheef is gaan hangen. Als de ooievaars eind augustus weer vertrokken zijn zullen het nest eens aan een grondige inspectie onderwerpen.

20 juni 1999
Vandaag was het dan zover, de jongen zijn oud genoeg om geringd te worden. Was het gisteren nog zomers warm, vandaag leek het wel herfst. Nog voordat het echt begon te regenen werden de 3 jongen van het dak gehaald om geringd te worden. Met het ringen kreeg ieder jong ook een naam. Dit jaar werd als thema gekozen: reizen, zwerven, rondtrekken. Weer werden namen gekozen uit de Griekse mythologie. Het grootste jong kreeg ringnummer 4423 en werd Odysseus genoemd. De middelste noemen we Calypso, zij kreeg ringnummer 4424 en de kleinste ( zeker niet de rustigste) heet Hermes, met ringnummer 4425. Binnen 5 minuten nadat de jongen weer teuggezet waren, keerde de vader al terug op het nest. Vlak nadat alle dakpannen weer op hun plek lagen begon het licht te regenen. Het zal nu nog zo'n dertig dagen duren voordat de jongen vliegvlug zijn.

27 juni 1999
Vandaag konden de jongen een beetje opdrogen van de vreselijke buien in de vroege ochtend uren ( Twente 20 mm in ca. 3 uur tijd). Alles gaat uitstekend, de ouders laten de grote jongen nu af en toe even alleen, zodat ze beide naar voedsel kunnen zoeken. Het is nu al zo vol geworden in het nest dat een van de ouders regelmatig 's nachts op de schoorsteen van het huis gaat zitten, i.p.v. op het nest.
11 juli 1999
Een warm weekend. 30 graden Celsius. De jongen zijn druk in de weer met hun vliegoefeningen. Ze komen al ruim een meter los van het nest. Toch zal het naar verwachting nog 1-2 weken duren, voordat ze het nest waar ze dan zo'n 60 dagen op hebben doorgebracht, zullen verlaten, om hun eerste vluchten rond het huis te maken.
22 juli 1999
Vandaag was het dan zover. Na 71 dagen op het nest te hebben gezeten, zijn de jonge ooievaars vanmorgen rond half elf op de wieken gegaan. Samen met hun ouders scharrelden ze rond in een weiland vlakbij het nest.'s Avonds zaten ze als verzopen katten met z'n vijven weer op het dak. Het regende bijna de gehele namiddag en avond. De weersverwachting voor het komende weekeinde en de dagen daarna is echter heel wat gunstiger, zodat we de komende tijd nog optimaal kunnen genieten van deze prachtige vogels. Het zal nog tot half augustus duren eer de jonge vogels op trek gaan.
21 augustus 1999
De jonge ooievaars zwerven nu al zo'n 4 weken rondom het nest. In vergelijking met voorgaande jaren wordt er relatief weinig door de vogels gevlogen. Ze brengen de dagen door met het rondstruinen door de omliggende weilanden en ze zijn tot nu toe nog niet echt ver van het nest geweest. Voor de wandelaars is dit alles natuurlijk prachtig te zien, soms zitten de vogels op nog geen 30 meter afstand. Vanuit Duitsland kwamen de eerste meldingen van ooievaars die op de trek gingen al binnen. Gezien de tijd van het jaar kan het ook bij ons niet lang meer duren alvorens eerst de jongen en een week tot twee weken later de ouders het luchtruim kiezen en koers zetten naar het zuiden.

1 september 1999
De laatste paar dagen viel het op dat de groep ooievaars overdag niet meer in de buurt van het nest bleef. Iedere avond keerden ze echter nog trouw op het daknest aan de Dinkel terug. Zaterdagavond zat de hele groep nog in een weiland op zo'n 20 meter van het fietspad langs de Dinkel. Naar later bleek was dit hun laatste gezamenlijke avond. Op zondag 29 augustus kwam alleen Dirk terug op het nest. De dagen daarna is er ook niets meer vernomen van het vrouwtje en de jongen. Het ziet er dus naar uit dat deze vier begonnen zijn aan hun grote tocht naar het zuiden. Gewoonte getrouw blijft het mannetje nog een week tot veertien dagen rond het huis scharrelen en zal dan ook vertrekken.
Het mannetje Dirk is nog iedere avond op het nest teruggekeerd. Op zaterdag 18 september zal een deel van het overhangende nest worden afgebroken zodat er niet teveel gewicht op de constructie en het dak komt. De ooievaars zullen volgend jaar opnieuw de takken en de zoden aanslepen om het nest weer uit te bouwen tot het niveau van dit moment.
Hierbij wordt het dagboek van de ooievaars van 1999 afgesloten. We hopen dat er volgend jaar opnieuw een paartje ooievaars langs de Dinkel tot broeden komt en dat we misschien nog eens iets vernemen van de jongen die reeds uitgevlogen zijn.
 


1998

Sinds begin februari is er rond het nest aan de Schoklandweg weer een behoorlijke activiteit, zowel van de ooievaars als van geïnteresseerde kijkers. Al op 3 februari werd Dirk, het mannetje, weer gezien op het dak. Hannie volgde negen dagen later.

Zoals altijd werd er direct met het verfraaien van het nest begonnen en vanaf 14 maart begon het broeden. Op 17 april werd voor het eerst het voeren van de jongen waargenomen.

Ondanks de wat kille en regenachtige periode die volgde werden er middels een telescoop op 30 april vier jongen waargenomen.

In de periode die daarop volgde ( vrij warm) werd er volop gevoerd en op 8 mei werd er door de ouders zelfs water naar het nest gebracht om de jongen verkoeling te bieden.

De vier groeien als kool en op zaterdag 16 mei zijn ze groot genoeg om geringd te worden.

Ik haal in twee keer de uit de kluiten gewassen jongen van het nest ( twee hebben de poten al oranje!!). En na het ringen en het “dopen” zet ik ze weer terug , al die tijd gadegeslagen door de rondcirkelende ouders. Deze laatste staan dan ook binnen 10 minuten weer bij hun kroost op het nest.

De namen die de jongen dit jaar hebben gekregen hebben als thema de elementen aarde, lucht, vuur en water en zijn ontleent aan figuren uit de Griekse mythologie.

Het grootste jong met ringnr. 3717 kreeg de naam Gaia ( oermoeder van de aarde) de volgende met ringnr. 3718 noemen we Ino (godin van de zee), ringnr. 3719 kreeg de naam Helios ( god van de zon) en de kleinste met ringnr. 3720  heet Zephyr ( god van de westenwind).

Het zal nog zeker een maand duren voor de jongen het nest verlaten en we hopen dat ze uiteindelijk allemaal gezond op trek zullen gaan.

Wat die vogeltrek betreft hebben we nog een paar aardige terugmeldingen gekregen.

Vorig jaar rond half augustus gingen de vier jonge ooievaars op trek. Twee van deze jongen, Athos en Aramis, met de ringnrs. 3333 en 3335, zijn op 9 september waargenomen op een vuilnisbelt bij Medina Sidonia, ongeveer 10 km. ten oosten van Cadiz in zuid-Spanje. Ze waren hier met een groep van zo’n 180 andere ooievaars, waarschijnlijk om van hieruit de oversteek naar Afrika te maken.

Porthos ( 3334 ) is dit jaar, van 3 tot 7 augustus in het ooievaarsstation De Lokkerij bij De Wijk gezien.

Van Kwik ( 2337) weten we dat hij dit jaar voor het eerst gebroed heeft. Het is nu zeker dat het een mannetje is. Hij heeft een bestaand nest veroverd en het andere mannetje verjaagd. Samen met een vrouwtje uit 1996 (ringnummer 2748) werd een broedpoging ondernomen. Mogelijk door onervarenheid en de leeftijd van de vogels, is dit broedsel mislukt. Dit alles speelde zich af op het dak van café Halfweg in IJhorst.

Maar zover zijn we dit jaar nog niet. Onze “goden” moeten nog bewijzen of ze hoogvliegers zijn. We zullen het met z’n allen nauwlettend blijven volgen. Op 1 augustus 1998 zagen we ‘s middags vier Zwarte Ooievaars boven het Schokland en de Oranjestraat zweven. Op zondag 9 augustus zijn Hannie en de jongen niet meer teruggekomen op het nest. Dirk is nog tot 17 augustus gebleven. Het komende halfjaar moeten we het zonder ooievaars doen, maar als alles meezit kunnen we vanaf februari 1999 voor het zesde achtereenvolgende jaar van deze prachtige vogels genieten.

 


1997

Na een rampjaar in 1996 waren we benieuwd wat ons 1997 zou brengen. Nadat het ouderpaar in 1996 vertrokken was heb ik het nest grondig schoongemaakt en een deel van de bovenkant verwijderd. Er zijn meer dan drie kruiwagens vol takken en zoden van het nest gehaald. Op dat moment had het nest het niveau van 1994 weer gekregen. Nu kon ook het schilderwerk van het huis eens goed aangepakt worden.

We kregen daarna een strenge winter die al op tijd in december begon en leidde tot een Elfstedentocht in de eerste week van januari 1997. Ondanks deze koudegolf waren de ooievaars nog nooit zo vroeg terug als dit jaar.

Op 1 februari kwam Dirk als eerste terug op het uitgeklede nest, Hannie volgde twaalf dagen later op 13 februari. Het waren de eerste ooievaars in Nederland, die terug waren van de trek.

De vorst zat nog in de grond dus hebben we de ooievaars net als onze andere gevederde vrienden met extra voedsel moeten ondersteunen. Rond 10 maart waren er duidelijke aanwijzingen, dat het broeden was begonnen.

In theorie konden we het uitkomen van het eerste jong verwachten op 12 april (32 dagen).

Op zondag 13 april werd er waargenomen, dat er voer in het nest werd uitgebraakt. Het was Leo Hassing, die na een paar dagen geduldig observeren op donderdag 17 april 2 jongen waarnam.

De rest van het gepeupel had deze waarneming pas op 20 april, toen Leo gewapend met een telescoop al 3 jongen waarnam.

Het ging dus heel voorspoedig maar met 1996 in het achterhoofd durfde niemand te juichen.

Ook niet toen er op 27 april vier jongen te zien waren.

Om een drama als vorig jaar te voorkomen werden er door Johnny Schasfoort, Leo Hassing en Sander Wansing maatregelen bij de waterzuivering getroffen om de vogels op afstand te houden.

Op 14 mei waren de vier oud genoeg om geringd te worden. Ik ging het dak op en trof daar 4 prachtige jongen aan, 3 ongeveer even groot en 1 duidelijk kleinere. Ze werden op volgorde van grootte geringd, de grootste kreeg het nummer 3333 en vervolgens de anderen in aflopende grootte de nummers 3334,3335 en 3336.

Vanaf nu begon het wachten. Wanneer vliegen ze uit? Redt het kleinste jong het wel?

Wat gebeurd er als ze in de buurt van het water komen? Heel veel vragen en heel lang wachten, want de vogels kwamen gewoon niet van hun nest.

Het duurde meer dan 80 dagen eer de jongen uitvlogen, dat was begin juli.

Vanaf dat moment hebben we tot de tweede week van augustus kunnen genieten van onze zes uivers. De jongen zijn naamloos vertrokken, want daar had tijdens het ringen niemand het hoofd naar staan ( eerst zien en dan juichen ). Maar uiteindelijk hebben ze gezond en sterk de vrije lucht gekozen, onze vier musketiers, Athos, Porthos, Aramis en d' Artagnan.

Eén voor allen en allen voor één.

 

Nawoord:

In de jaren hierna bleek dit het meest interessante nest te zijn. Aramis (3335) keert in 1999 terug op het nest als nieuwe partner van haar vader Dirk (1301). Tevens wordt zij samen met Athos (3333) en Porthos (3334) in september 1997 waargenomen in zuid-Spanje. Een jaar later krijgen we van Aramis wederom een melding van een waarneming in zuid-Spanje ( december 1998). d' Artagnan (3336) wordt in mei 2000 gemeld als broedvogel in de dierentuin in Münster (D) en brengt een jaar later in mei een kort bezoek aan het geboortenest in Losser.

Tot nu toe is dit het enige nest met jonge Ooievaars in Losser, waarvan we van alle vogels een terugmelding hebben ontvangen.

 


1996

Al heel vroeg meldde zich dit jaar de eerste ooievaar in Losser. Het was 11 februari toen Hannie weer op het Schokland gesignaleerd werd. Dirk volgde enige tijd later, op 24 februari.

Het jong uit 1994, Kwik, was dankzij de operatie in 1995 vliegvlug geworden en probeerde op dat moment net zijn eerste verkenningsvluchten door de omgeving.

Dit werd door "vader" Dirk niet getolereerd en het gevolg was dat Kwik op 13 april overgebracht werd naar het ooievaarsstation in De Wijk bij Meppel.

Het was een heel voorspoedig jaar, althans zo leek het in het begin.

 

De weergoden waren de ooievaars goed gezind op het moment dat het nestelen begon. Vanaf 23-3 werd er waargenomen dat er gebroed werd. De ooievaars tolereerden geen indringers, nadat ze eerst Kwik hadden weggewerkt onderging een tweede ooievaarspaar op het paalnest op 27 april hetzelfde lot.

Op 5 mei werden er 3 jongen waargenomen en 14 dagen later bleek er nog een vierde jong te zijn.

Op 26 mei werden ze door Leo Hassing geringd met de ringen 2934 ( Leo ), 2935 ( Rinus ), 2936 ( Sander ) en 2937 ( Puk ). Op 24 juni vloog het eerste jong uit en twee dagen later waren er al drie jongen in de lucht. Vlak voor het uitvliegen kregen we de eerste tegenslag te verwerken. Het kleinste jong leek niet te kunnen staan.

Op 27 juni werd deze ter inspectie uit het nest gehaald. Een dierenarts constateerde een groeistoornis tussen de botten en de pezen waardoor deze krom groeiden.

Deze ooievaar zou nooit kunnen staan of vliegen er restte dus niets anders om het beest in te laten slapen.

De weken daarna was het een prachtig gezicht om de vijf ooievaars door de weilanden te zien struinen en boven het Schokland en de Welp te zien zweven.

De jongen kregen voldoende voedsel en zagen er perfect uit.

 

Toen voltrok zich echter een drama. Op 17 juli werden de drie jongen dood aangetroffen in een bassin van de waterzuivering. Ze waren alle drie door verdrinking om het leven gekomen, hetgeen door een latere autopsie werd bevestigd.

Dat wat drie weken daarvoor nog zo veelbetekend en voorspoedig  leek was opeens voorbij en liet ons op dat moment wel met rot gevoel achter.

Eind augustus waren de eerste tekenen van de trek zichtbaar en op 24 augustus werd een groep van 10 ooievaars boven het Schokland en het dorp gezien waaronder Dirk en Hannie.

Drie dagen later waren Dirk en Hannie verdwenen.

Op 30 augustus heeft er nog een onbekende ooievaar op het daknest overnacht, het is niet duidelijk of dit Dirk, Hannie of een onbekende ooievaar is geweest.

Kwik is eind augustus met een andere groep ooievaars op de wieken gegaan en pas na 10 dagen weer teruggekeerd in de Wijk.

Het gaat uitstekend met de vogel en hij vliegt prima. Dit is dan in ieder geval een positieve ontwikkeling in wat ons zal bijblijven als een "rampjaar".

 

 


1995

Januari:

Over deze periode valt er eigenlijk weinig te melden,Kwik (ringnr.2337)loopt nog steeds rond in de ren samen met de schapen,ganzen en kippen. Zijn gekwetste vleugel lijkt z'n hele houding te domineren. Het voeren met eendagskuikens gaat goed en de vogel ziet er ook redelijk uit, maar het lijkt net of hij zich schaamt voor z'n uiterlijk. Hij heeft niet dat fiere, dat we van de andere ooievaars gewend zijn.

Februari:

Vorig najaar was ik er niet meer aan toegekomen om het nest op het dak een beetje op te ruimen. Op 12-2 ben ik het dak op gegaan en heb het nest een beetje gefatsoeneerd. Stukken plastic, sponzen, werkhandschoenen en een graszode van 80x80 cm. trof ik in het nest aan. De schoonmaak was net op tijd, want twee dagen later op 14-2 arriveert de eerste ooievaar op het nest. Het was Dirk (ringnr.1301), hij was hiermee de eerste ooievaar buiten de ooievaarsstations, die in 1995 terugkwam van de trek.

Maart :

Dirk zwerft al weer een tijdje door de omgeving en heeft zowel het daknest als het nieuwe paalnest grondig onderzocht. De keuze is op het daknest gevallen ( heb ik dat tenminste niet voor niets schoongemaakt.) Dirk is nog druk in de weer met het stofferen van het nest als op 14-3 Hannie (ongeringd) arriveert. Het klikt meteen weer tussen die twee. In de dagen erna wordt er verscheidene keren door de vogels gepaard. Op 17-3 maakt een cameraploeg van de WDR de hele dag opnamen van de beide ooievaars. Ondanks het wat sombere weer, zien ze nog kans om een leuke reportage samen te stellen. Dirk en Hannie gaan ondertussen onverstoorbaar verder met het nest. In de laatste week van deze maand is aan het gedrag van de vogels te zien dat er een ei is, het nest wordt nu permanent door een van de vogels bewaakt.

April :

Er is de afgelopen maanden al regelmatig gesproken over de toekomst van Kwik en na overleg met diverse deskundigen wordt besloten om Kwik te laten opereren. Op 26-4 wordt Kwik naar Meppel gebracht en geopereerd door dr. Hooimeijer, een dierenarts, gespecialiseerd in vogels. Het scheefgegroeide bot wordt opnieuw gebroken en de twee stukken worden in de goede stand gezet, door de luchtkamer in het bot wordt een metalen pennetje gezet, die de delen in de goede stand moeten houden. De vleugel wordt in een bandage tegen het lichaam gezet en op 27-4 wordt Kwik weer naar Losser vervoerd. In de garage wordt m.b.v. strobalen een hoekje ingericht, want de vogel moet binnen blijven om te voorkomen, dat het verband nat wordt. Eind mei wordt Kwik in Meppel terug verwacht. Op 29-4 is het gedrag op het nest zo veranderd, dat we er van uit kunnen gaan, dat er een jong uit het ei gekropen is. Het zal nog wel een week duren eer we een snaveltje boven de nestrand zien verschijnen.

Mei :

Omdat het onmogelijk is om zonder te verstoren in het nest te kijken, blijft het nu volgende deel uit het dagboek een beetje gissen op basis van waarnemingen. Vanaf 7-5 wordt er om de dag een snaveltje meer boven de nestrand gezien. Er zijn slechts een paar waarnemingen waarbij vier snaveltjes geteld worden. We zitten nu rond half mei, er zijn zeker drie jongen en er blijft een sterk vermoeden dat het er toch vier zijn. Op 12-5 wordt er een derde volwassen ooievaar op het paalnest gesignaleerd. Het betreft hier een ongeringt exemplaar, mogelijk dezelfde vogel die in 1994 en dit jaar op 21-4 het nest diverse keren belaagd heeft. Ook deze keer wordt de indringer niet getolereerd en door of Dirk of Hannie verjaagd, tot ver in de richting van het Gildehauser Venn. Er blijft bij dit soort acties altijd een van de ouders op het nest om de jongen te beschermen. Het is opvallend hoe zorgzaam de ouders zijn vergeleken bij het vorige jaar. Het is nu wel duidelijk geworden dat de dood van de twee jonge vogels vorig jaar voor een groot deel te wijten is aan de onervarenheid van de ouders. Ondanks de inzet van de oudervogels redden alle jongen het ook dit jaar niet. Op 23-5 zie ik dat Hannie met een dood jong aan het slepen is, het wordt uit het nest gegooid. Een paar dagen later ga ik het dak op om een dood jong uit een schraag onder het nest te halen,de ouders zijn op dat moment voor het eerst even allebei van het nest. De overgebleven jongen zien er prima uit. De vrijdag na Hemelvaart ( 26-5 ) gaan we met Kwik weer terug naar Meppel voor controle. De dierenarts is tevreden en we kunnen Kwik zonder verband weer meenemen. Thuis wordt de hondenkennel van een "dak"voorzien, want de wond mag nog niet natregenen. Het is te zien dat de ingreep de vogel goed gedaan heeft, want hij loopt nu als een fiere ooievaar statig door zijn kennel te paraderen.

 Juni :

De maand juni begint met datgene waar mei mee ophield,...indringers!! Al sinds 30-5 worden er met regelmaat twee ooievaars rondom het Schokland waargenomen. De ene is een ongeringde, de andere is wel geringd, maar met een veel smallere metaalkleurige ring dan we van onze eigen ooievaars gewend zijn. Het was niet mogelijk om een nummer af te lezen daar de meeste waarnemingen tijdens de luchtgevechten boven het nest waren. Op 6-7 klimt Leo Hassing het dak op om de twee overgebleven jongen naar beneden te halen, zodat ze geringd kunnen worden. De twee worden Castor en Pollux gedoopt, naar de dappere tweeling uit de Griekse mythen en sagen. Ze krijgen de ringnummers 2648 en 2649. Na een inspectie van de snavels kunnen de jongen het dak weer op. De rest van deze maand verloopt zonder noemenswaardige gebeurtenissen. De ouder-vogels gedragen zich voorbeeldig, zo wordt er door Dirk zelfs water aangevoerd om tijdens de warmte de jongen te "douchen". Tegen het einde van de maand zijn de jongen zo groot, dat er 's nachts geen plaats meer is op het nest voor de ouders.

 Juli :

De jongen groeien gestaag en beginnen aan hun vliegoefeningen op het nest. Dit levert soms komische situaties op. Ze gaan nog een beetje onhandig om met hun lange stelten en vleugels. Op 17-7 is het dan eindelijk zover na ruim 60 jaar vliegen er weer jonge ooievaars uit in Twente. De rest van de maand wordt er druk geoefend door de twee en gaan ze regelmatig met de ouders mee om te foerageren.

 Augustus:

Het onvermijdelijke afscheid van de ooievaars komt nu snel dichterbij. Af en toe worden de jongen al alleen gelaten door de ouders en op 4-8 komen Hannie en een jong 's nachts niet meer terug op het nest/schoorsteen.Pas op 7-8 's middags om twee uur komen ze terug op het dak. Op 10-8 keert een jong niet meer terug op het nest. De volgende dag bleef ook het tweede jong weg, ze waren nu echt vertrokken. De ouders bleven nog een paar dagen in de buurt. Hannie is als eerste op pad gegaan, ze werd het laatst op 15-8 gezien. Dirk is nog tot 28-8 gebleven. Het was weer rustig op het dak. Het zal weer een half jaar duren voor we het vertrouwde geklepper weer horen.

 November:

De maanden september en oktober zijn zonder noemenswaardige gebeurtenissen voorbij gegaan. De vraag is nu echter, wanneer kunnen we Kwik loslaten. Besloten wordt om te wachten tot de trek voorbij is. Dit om te voorkomen dat Kwik wegvliegt, voordat hij geleerd heeft om zelf voedsel te zoeken . In overleg met de fam. Koopman, beheerders van het ooievaarsstation " De Lokkerij " in De Wijk, zal er gewacht worden op een druilerige/mistige dag in november met niet al teveel wind. Eindelijk 14-11 is het dan zover, Kwik verhuist van de kennel naar de ganzenwei. Het bevalt 'm zo goed, dat ie al vrij snel z'n eerste vlucht van zo'n 10 meter maakt. De vlucht eindigt echter jammerlijk in de omheining. Het vlieggevoel is dus wel aanwezig het is nu nog een kwestie van oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Op 15-11 lukt het Kwik voor de eerste keer om over de omheining te komen. Niemand heeft echter kunnen zien hoe dit gebeurd is. Met een eendagskuiken als lokaas lukte het om de vogel weer in de ganzenwei te krijgen. Op 25-11 heeft Kwik zelfs de hele middag over het terrein rondgescharreld, hij liep op een gegeven moment zelfs al op de Schoklandweg. De volgende dag hebben we buiten de ren een paalnest op anderhalve meter hoogte gebouwd, in de hoop dat hij daar 's nachts gebruik van zal maken. Tot zover dit dagboek. Op het moment dat het jaarverslag van de vogelwerkgroep verschijnt, hoop ik dat Kwik zijn eerste vluchten heeft gemaakt. En dan is het wachten op de terugkomst van de eerste ooievaar, waarmee de hele cyclus weer op gang komt. Misschien vindt een tweede paar z'n weg naar Losser. Wat woonruimte betreft zijn we er in ieder geval op voorbereid. Dit jaar heeft ons in ieder geval laten zien, dat in deze omgeving een ooievaarspaartje kan broeden en de jongen kan grootbrengen. Laten we hopen, dat dit zich in de toekomst herhaalt en het liefst nog verder uitbreidt.


1994